home       basis       advanced       routing       switching       testen       overig      

examen opdracht 4 – vlan's, router on a stick en telnet

  1. SCHEMA:
     
    exa-vdo2024-vlan-ros-telnet

     

  2. SJABLOON:
    exa-avo1-juni2023-vlan-descaled-telnet
     
  3. OPDRACHT:
    • configureer VLANs en TRUNK lines
    • configureer Inter-VLAN-routing met een router-on-a-stick
    • configureer telnet om alle PC's en Devices te bereiken vanaf 1 controle PC
       
  4. Bekijk het schema:
     
    Er zijn 3 switches: S0, S1 en S3, een Router, R1, en 5 PC's.
     
  5. Configureer Trunk Lines: op alle switches zijn fa0/1-2 en Gi0/1-2 trunk ports. 
     
  6. Configureer de VLANs 10 en 30 en 99 op alle switches:
    • range fa0/10-14 VLAN 10
    • range fa0/20-24 VLAN 30
       
  7. Op S0 hangt een PC op fa0/9, waarmee we willen telnetten naar S0, S1, S3 en R0. Zet poort fa0/9 op S0 in VLAN99.
     
  8. je moet telnet configureren met een username en een paswoord op de vier netwerk-devices.
    Op alle devices configureer je:
    • username van telnet: user
    • password van telnet: sdf12345
       
  9. telnet vanaf de telnet-PC doe je in packettracer met het commando:
    telnet -l <username> <ip-address-device>
     
  10. Het ip-adres van S0 op vlan99 is 172.19.99.99/28.
     
    Bereken netID en netBC om vergissingen te vermijden;
    geef daarna correcte adressen aan:
    PC-telnet, S1-vlan99, S3-vlan99 en R0-vlan99;
    (op R0 gaat dat anders dan op een switch) De informatie op het sjabloon is misschien niet correct, pas dit aan indien nodig.)
     
  11. Zorg er nu voor dat je vanaf PC-telnet elk device kunt pingen,
    en bijgevolg er ook naar elk device kan telnetten.
    (mits de juiste eenvoudige config op vty van die switch of die router)
     
  12. Geef vervolgens correcte adressen aan de 4 PCs in VLAN10 en VLAN30;
    PC1.10 en PC3.10 in vlan10 op netID: 192.168.10.0/24
    PC1.30 en PC3.30 in vlan30 op netID: 192.168.30.0/24
    Kijk na of PC's in dezelfde VLAN mekaar kunnen pingen.
     
  13. Configureer R1 met de juiste subinterfaces en de juiste trunk-lijn zodat
    PC's uit vlan10 kunnen pingen met PC uit vlan30.
     
  14. Zorg er tevens voor dat PC-telnet met R0 kan telnetten.
     
    Als al het hogere correct is verlopen, zou je ook moeten kunnen
    pingen van elke PC naar alle devices en naar PC-telnet.